Groep 7/8, Natuurknap 2

In deze les gaan kinderen in groepjes van 3 of 4 kinderen een mandala maken van 12 voorwerpen uit de natuur. Maximaal 4 verschillende voorwerpen. De mandala gebruiken de kinderen om een ritme te verzinnen.
Zie voorbeeld:

Zoek in de natuur wat spulletjes die je bij elkaar kunt leggen:
– blaadjes
– steentjes
– eikels
– dennenappels
– kleine takjes

De kring is de partituur
Ga met z’n allen in een kring staan.
De volgorde van jongens en meisjes bepaalt hoe je gaat klappen. Bij een jongen klap je 1x lang en bij een meisje 2x kort. Blijf op je plek in de kring staan en begin bij het kind links naast je en zo ga je de hele kring rond.
De kinderen mogen nu meeklappen, tel eerst rustig af tot vier.
Verzin nu andere geluiden (stamp, vingerknip, juich) bij kinderen met een bril, een bepaalde kleur trui of iets anders. Zo ontstaat er een bijzonder ritme.

De kinderen maken in groepjes van 3 of 4 een natuur-mandala op de tafel.
Bij elk voorwerp uit de natuur verzinnen de kinderen een geluid of een kort ritme (1x of 2x klappen, stampen enz.).

Elk groepje gaat om hun mandala heen staan en laat het ritme dat ze hebben bedacht horen aan de groep.

Laat twee groepjes tegelijkertijd hun ritme spelen. Tel daarvoor rustig af tot vier.
Zijn ze tegelijk klaar? Hoe klonk het?

Verdeel het groepje in twee sub-groepjes. Beide sub-groepjes beginnen bij hetzelfde voorwerp in de mandala, alleen gaat de ene met de klok mee en de andere tegen de klok in.

Leg om de mandala nog een mandala met twaalf voorwerpen en speel de ritmes in twee sub-groepjes tegelijk.
Je kunt de dubbele mandala ook nog in vieren spelen:
– een kind de binnenste mandala met de klok mee
– een kind de binnenste mandala tegen de klok in
– een kind de buitenste mandala met de klok mee
– een kind de buitenste mandala tegen de klok in